Nederlandse koeien en de Amazone

De kop in de Volkskrant van 22 april suggereerde dat de Nederlandse koe de Amazone opeet. Een misleidende kop die het artikel en de waarheid geweld aandoet. Het zet de argeloze lezer op een vals spoor. De feiten zijn genuanceerder. Nederlandse koeien eten  0,1 % van de wereld sojaproductie.

Import is geen gebruik.

Nederland is een belangrijk hub voor de internationale handel in soja. We importeren 6,8 miljoen ton sojaproducten en exporteren ook 4,1  miljoen ton. Daarmee is ons land naast importeur ook de 5de exporteur van sojaproducten in de wereld terwijl nauwelijks soja wordt verbouwd.

Koeien eten 6 % van de import

Nederlandse bedrijven halen de olie uit de boon. Het eiwitrijke schroot en vezelrijke hullen blijven over. Dat wordt of geëxporteerd of in Nederlandse diervoeders verwerkt. In melkveevoeders wordt jaarlijks circa 0,4 miljoen ton sojaschroot verwerkt en 0,25 miljoen ton sojahullen. De sojahullen zouden anders als afvalproduct weggegooid worden. De hoeveelheid sojaschroot voor koeien komt overeen met de consumptie door mensen, paarden en gezelschapsdieren. Van alle soja importen eten koeien 6%.

Europese eiwitteelt kan niet zonder subsidies

De teelt van alternatieven voor soja, erwten en bonen, kan niet zonder subsidie. Handelsovereenkomsten bepaalden dat de EU de marktbescherming van eiwitrijke gewassen moest afschaffen. Daarmee verdween de teelt van erwten en bonen en werd de diervoedersector meer afhankelijk van soja. Boeren konden meer verdienen met het verbouwen van andere gewassen. De teelt van deze eiwitrijke gewassen en daarmee de vermindering van sojagebruik kan alleen terugkomen als de overheid deze teelten structureel subsidieert.

Nationale eiwitstrategie

Tijdens het Kerstreces heeft het ministerie van LNV haar ideeën voor de nationale eiwitstrategie gepresenteerd. Vermindering van de soja importen door de teelt van 100.000 ha. veldbonen, erwten of  lupinen  kan daaraan een bijdrage leveren. Ondersteuning met innovatie en toegepast onderzoek is noodzakelijk voordat de teelt van deze gewassen concurrerend is. Daarnaast stimuleren deze vlinderbloemigen de biodiversiteit

Hout of soja ?

Het WNF België stelde de vraag waarom het Amazonegebied wordt ontgonnen  terwijl er voldoende andere gronden beschikbaar zijn. Zij concludeerde dat de houthandel naar China en Europa de werkelijke reden is voor de houtkap daar. De vrijgekomen grond wordt dan niet herbeplant maar als akkerland gebruikt. Landbouwkundigen in Brazilië bevestigen deze oorzaak van ontbossing  

De Nederlandse koe eet sojaschroot ongeveer net zoveel als mensen en de gezelschapsdieren.  Tegelijkertijd worden ook het afval van de sojaolie productie, de hullen, door de koeien opgeruimd. Zij maken er efficiënter dan koeien in andere landen, een hoogwaardig product van.  Als die landen het zelf produceren hebben ze daar meer soja voor nodig met grotere gaten in het Amazonegebied als gevolg.

Geschreven door Gert Hemke en Piet van der Aar

Proactieve Ammoniak Strategie

De PAS-uitspraak van de Raad van Staten heeft ons land met de neus op de feiten gedrukt. De impact is enorm. In allerijl werd een adviescollege ingesteld. Tegenstanders van de intensieve veehouderij grepen de kans aan om weer te pleiten voor een drastische afname van de veestapel. Voor de veevoederindustrie een mogelijkheid om zich positief in het debat op te stellen.

De commissie Remkes moet op korte termijn met adviezen komen. De maatschappelijke druk om de woningbouw en infrastructuurprojecten prioriteit te geven boven de belangen van de veehouderij is enorm. Om de adviezen bij te buigen in een voor de veehouderij gunstige richting moet snel worden gehandeld.

Er is geen tijd om lang stil te staan bij de ammoniak vermindering, die al is gerealiseerd. Ja, de reductie van 64 % sinds 1990 is een hele prestatie. Ja , de Nederlandse veehouderij is efficiënt en heeft daardoor mondiaal gezien een lage carbon foot print per kg product. Ja, het huidige antibiotica beleid is een voorbeeld voor andere landen. Maar ook hier geldt: “ Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst”.

Ondanks alle inspanningen is de veehouderij nog steeds verantwoordelijk voor 86 % van de stikstofemissie. Een verder afname is absoluut noodzakelijk om volwaardig aan het debat te kunnen deelnemen.

De effecten van ammoniak emissie gaan verder dan de directe omgeving. Dat blijkt uit de grote hoeveelheden die de grens overgaan. De reductie, die vanaf 2000 door de landbouw is gerealiseerd, heeft niet geleid tot een vermindering van de stikstofdepositie in natuurgebieden. Een landelijke aanpak is noodzakelijk om de druk op natuurgebieden verminderen.

Al in de 90-er jaren heeft de diervoedersector onderzoek gefinancierd naar de relatie tussen voeding en ammoniakuitstoot. Ik had de eer om voorzitter te zijn van de commissie, die het onderzoek begeleidde. De uitkomsten waren duidelijk. Voeraanpassingen kunnen de ammoniakemissie verminderen.

Verlaging van eiwitgehalte, het gebruik van fermenteerbare koolhydraten, verandering van de mineralen samenstelling, multifase voedering zijn allemaal effectief. Het mooie is dat deze effecten optelbaar zijn. Recent onderzoek bij Schothorst Feed Research toonde aan dat weidegang van koeien en gebalanceerde pensfermentatie ook de ammoniak emissie verminderen. Daarnaast is de toevoeging van benzoëzuur effectief gebleken.

Toepassen van de bestaande kennis kan de uitstoot verminderen. De veehouderij- en de diervoedersector kunnen een positieve bijdrage leveren aan het nationale debat door hun achterban te verplichten bestaande kennis in voeders en rantsoenen toe te passen. Dat vraagt moed. Niet iedereen in de achterban zal het met gejuich ontvangen. Het zal aanpassing van bedrijfssystemen vragen en soms kostenverhogend werken. Met antibiotica is aangetoond dat gezamenlijke inspanningen tot resultaten leidt.

In het verleden heeft de overheid voermaatregelen niet omarmd omdat het moeilijk controleerbaar was. Zij stond niet te trappelen om het voerspoor te benutten. Bij de stoppersregeling is dat  bezwaar aan de kant gezet.

Algemeen landelijk geldende voermaatregelen kunnen een grote bijdrage leveren aan de oplossing van de stikstofemissie problematiek. Dat kan pijn doen. Maar is niet te vergelijken met de pijn voor alle betrokkenen in de veehouderij als de maatschappij ons dwingt tot een substantiële verkleining van de Nederlandse veestapel.

Plofmerel

Ik heb een speciale band met merels. Zodra ik met schep of schoffel in de tuin kom, zijn ze er als de kippen bij om brutaal de blootgelegde kronkelende wormen en andere aardbewoners onder mijn schep weg te pikken. Hun gedrentel belemmert mijn werkzaamheden op een prettige manier.

Ik had ze al een tijdje gemist en had me er al bij neergelegd dat ze slachtoffer waren van het nietsontziende dodelijke merel-virus.

Mijn dag kon niet meer stuk toen ik ze weer zag. Het samenspel van ochtendzon en dauw gaf het fris groene gazon glans. Het vormde het decor voor een vertederend schouwspel. Pa merel in zijn deftige zwarte pak en felle oranje snavel werd achtervolgd door 2 hippende bolletjes. De chocoladekleurige moeder volgde op enige afstand.

Als kleine kinderen bij de snoepafdeling van de supermarkt bedelden de jongen om voer. Bij de eerste worm waggelden ze naar hun vader. Met hun wijd open bekjes en met hoge frequentie fladderende vleugeltjes, schreeuwden ze om aandacht. Pa merel had ondertussen een snavel vol wormen en torretjes. Behendig werd het achter in de keel van de jongen gepropt. Franse producenten van foie gras kunnen nog wat opsteken van deze voertechniek.

De enkele weken oude schreeuwertjes zijn bijna groter dan hun ouders. De vakidioot in mij maakt onwillekeurig de vergelijking met de groei van kippen. Hoe snel bereiken deze babyvette verenballen hun volwassen gewicht? Internet moest uitkomst bieden.

De zoekwoorden “merel” en “gewichtsontwikkeling” gaf een flink aantal hits. Websites waarop vrouwen vol trots hun gewichtsafname aan de wereld tonen. Interessant, maar niet wat ik zocht. Na een uur lang duizenden zoekwoord combinaties zonder succes te hebben ingetoetst, gaf ik het op.

Vergelijkbare zoektochten bij mussen en spreeuwen gaven helemaal geen hits.

De 5 weken oude merels zijn bijna even groot als hun ouders.  De moderne kip heeft daar 3 tot 4 maanden voor nodig. Vergeleken met de vogels die in mijn tuin hun eerste vlieguren maken en van wormenmaaltijden genieten, zijn de huidige vleeskuikens maar traag groeiende vogels.

Deze traag groeiende dieren zijn door de marketeers van Wakker Dier omgedoopt tot plofkippen. Op basis van groeisnelheid verdienen alle tuinvogels het Plof-predicaat. Het gaat mij te ver om mijn begeleider tijdens tuinwerkzaamheden plofmerel te noemen.

Kansloos media optreden

 

Tegenstanders van de veehouderij gebruiken iedere aanleiding om hun ongenuanceerde afkeer over de veehouderij in de media te uiten.  Het klimaatakkoord en het plukken van dons bij levende eenden in China  zijn recente voorbeelden. De om een reactie gevraagde  belangenbehartigers van de veehouderij zijn bij voorbaat kansloos in media discussies.

De Partij voor de Dieren verkondigde dat de klimaatdoelstellingen in één klap worden gehaald als de veehouderij verdwijnt.  Op  de radio ging Esther Ouwehand in discussie met LTO bestuurslid, Dirk Bruins. Ieder genuanceerd  argument van deze veehouder beantwoordde  de goedgebekte politica met oneliners uit haar vaste repertoire. Alles werd erbij gehaald: de bossen in Zuid Amerika, de soja importen, landbouwsubsidies en welzijn. Het leidde de aandacht af van het onderwerp van de discussie.

Ook een verloren strijd voerde eendenhouder Maarsingh toen hij in het programma Kassa een reactie gaf op beelden van Animal Rights over de eendenhouderij. De beelden waren confronterend.  Hij probeerde manmoedig de retorische vragen van de presentatrice genuanceerd te beantwoorden en de sector te verdedigen.  Het lukte hem niet. Het was vechten tegen de bierkaai.

Het is jammer dat hij de getoonde behandeling van de dieren niet afkeurde. Daardoor stond  hij bij de gemiddelde kijker gelijk op achterstand. Zijn argumenten deden er niet meer toe. In de ogen van de kijker  werden de problemen ontkend en zijn argumenten waren voor dovemans oren.

Veehouderijvertegenwoordigers zijn niet gewend te appelleren aan de emoties van de stedeling.  In media discussies zijn de zakelijke praktijkmannen geen partij. Zij zijn nauwelijks opgewassen tegen discussievaardigheden van hun opponenten en staan ver af van de heersende emoties in de driehoek Grachtengordel- Binnenhof-Mediapark.

De veehouderij verdient betere publiciteit. Daarvoor is tenminste nodig dat tegenwicht wordt geboden aan gepassioneerde politici en kritische interviewers. Boerenvoormannen zouden er goed aan doen mediatrainingen te volgen, slecht nieuws gesprekken te leren voeren en vooraf een rollenspel te oefenen.  Wellicht nog beter is dat woordvoerders met mediaervaring de veehouderij  vertegenwoordigen in publieke discussies.

Het belangrijkste is dat de er geen reden is om dergelijke discussies te moeten voeren. De uitwassen moeten worden uitgeroeid. Het bestaan daarvan te ontkennen helpt niet, zelfs als ze niet representatief zijn. Het is  een bron van negatieve publieke emoties en zullen steeds vaker tegen ons worden gebruikt. Alleen als die opgelost zijn  kan de positieve boodschap worden uitgedragen en is de burger bereid te luisteren naar veehouders.

Studenten gevraagd en werknemers gezocht

De diervoedersector heeft een groot tekort aan gekwalificeerd technisch personeel. Een sector brede inzet is nodig om studenten te interesseren voor dit mooie vakgebied. Zonder jonge mensen is er geen toekomst.

Er kampen meer sectoren met een tekort aan arbeidskrachten. Dagelijks luidt er wel een sector de noodklok. De rechterlijke macht, de bouw, de transportsector, de zorg, installatiebedrijven en onderwijs kampen allemaal met dit probleem. Een recent rapport van de Rabobank concludeerde dat het gebrek aan personeel de economische groei de komende jaren zal vertragen.

De diervoedersector is relatief klein. Op de arbeidsmarkt wordt een hevige strijd gestreden om kandidaten. De arbeidsvoorwaarden worden aangepast ten gunste van de werknemers en schoolverlaters zijn voor hun afstuderen al verzekerd van een baan. Iedere persoon, die de sector verlaat creëert een domino effect van vacatures. De enige oplossing is de arbeidspool te vergroten. Dat is niet eenvoudig.

Het dalend aantal veehouderijbedrijven heeft direct tot gevolg dat minder mensen van huis uit bekend zijn met de veehouderij. De instroom uit die bron droogt op. Het negatieve imago van de veehouderij en de intensieve veehouderij in het bijzonder helpt niet om mensen van buiten de sector aan te trekken.

Tien jaar geleden is de Stichting Bevordering Studie Diervoeding opgericht. Meer dan 150 studenten, die diervoeding als specialisatie kozen, ontvingen een beurs. Het aantal studenten diervoeding is toegenomen.  Desondanks zijn er nog veel vacatures in de traditionele veehouderijsectoren. Vooral de pluimvee- en varkenshouderijspecialisaties zijn zorgenkindjes.

De interesse voor dieren is bij jonge mensen zeker aanwezig. Hen te stimuleren te kiezen voor de voeding van landbouwhuisdieren vraagt een nieuwe aanpak. Dat kan de stichting BSD niet alleen, maar vraagt inzet van alle betrokkenen. Een aanpak die gericht moet zijn op de eerste en tweedejaars studenten in de opleidingen en op alle niveaus, van het lager beroepsonderwijs tot academisch niveau.

De branche zal de handen in één moeten slaan. Gezamenlijke niet bedrijfsspecifieke en aansprekende voorlichting aan jonge mensen, die hun keuze nog moeten maken, is onontbeerlijk. De stichting BSD zoekt naar methoden om dat te realiseren. Ideeën en hulp zijn meer dan welkom. Het geven van ondersteuning in de vorm van beurzen of het aanbieden van extra activiteiten is niet voldoende.

De diervoedersector draagt bij aan een groot aantal maatschappelijke vraagstukken. De vermindering van het antibiotica gebruik, de bijdrage aan de circulaire economie en de initiatieven rondom carbon footprint zijn aansprekende thema’s die door de jeugd niet aan onze sector worden gekoppeld. Als we erin slagen dit beeld te veranderen worden we ook weer aantrekkelijker voor de jeugd van vandaag, de student van morgen en de werknemer van overmorgen.

De toekomst is aan witte eieren

De Nederlandse consument kiest bewust voor bruine eieren. Onterecht denkt hij of zij dat dit de meest duurzame keuze is, terwijl dat juist het witte ei is. Deze misperceptie is het gevolg van falende communicatie van de pluimveesector.

Er zijn zoveel verschillende soorten eieren dat de consument door de bomen het bos niet meer ziet. Toen ik jong was verkocht mijn vader maar 2 soorten; grote en kleine. Als je nu voor het schap staat, proberen veel  kleurrijke etiketten de aandacht te trekken. Scharreleieren, biologische eieren, vrije uitloop eieren, gras eieren, viergranen eieren, omega eieren communiceren via de zijkant van het doosje hun onderscheidend vermogen.

Een relatief nieuwe loot aan deze sorteringsboom is het Rondeel-ei. Het is het enige ei dat van de Dierenbescherming een 3-sterren keurmerk heeft gekregen. In een originele verpakking van 3 eieren presenteren zich aan het winkelend publiek. Voor een prijs, die bijna 2,5 maal hoger is dan het witte scharrelei, is de Mercedes onder de eieren te koop.

De Bentley onder de eieren kwam  ik in Zwitserland tegen: “Eier mit Hertz”. Per 20 hennen liep er één haan bij. Het appelleerde aan de seksuele behoefte, die ieder wezen heeft en waarmee de consument zich kan identificeren. Je kunt je afvragen of het wel zo prettig is voor de voorkeurshen, die 20 keer per dag de scherpe, bewegende nagels van de haan op haar rug voelt.

Er is geen verschil tussen de witte en bruine eieren. In de beleving van de Nederlandse consument staat de bruine kleur voor gezond, welzijn en niet-batterij. De kleur geeft de eieren een extra positieve uitstraling. Marketeers maken gebruik van die associatie  en willen daarom alleen bruine eieren in het merk. Het resultaat is bijna alleen bruine eieren in het schap. Onderaan bij je voeten staan in plastic doosjes witte scharreleieren.

Ik koop altijd witte eieren. Voor het welzijn van de kip maakt het geen verschil. Behalve dat het witte ei 2 cent goedkoper is, is ook de milieubelasting minder. Witte eieren hebben nogal wat voordelen als duurzaamheid in acht wordt genomen. De levensduur van de kippen is langer en per ei is 10 % minder voer nodig. Dat betekent een lagere behoefte aan grondstoffen, minder mineralen uitstoot en een lagere carbon footprint.

Een recente uitzending van de Keuringsdienst van Waarde was geheel gewijd aan het verschil tussen bruine en witte eieren. De presentatoren vroegen zich aan het eind van het programma oprecht en terecht af waarom er nog bruine eieren worden geproduceerd.

Consumenten perceptie is hardnekkig en moeilijk te veranderen. Het vraagt een uitgebreid communicatie traject. Daarnaast moet de hele keten willen meewerken. De vervanging van het bruine ei door een witte hoeft niet lange te duren als de supermarkten, die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben, besluiten alleen witte eieren te verkopen.  De uitzending van de Keuringsdienst van Waarde  zou voor de legsector  een vertrekpunt kunnen zijn voor gerichte communicatie naar de consument.( https://www.youtube.com/watch?v=hvfx8ooIpoU)

P.S.

2 weken na het schrijven van de column zag ik voor het eerst witte Vrije-uitloop eieren in het schap. Het gaat de goede kant op.

Kringlooplandbouw

Kringlooplandbouw is het toverwoord dat centraal staat in de visie van minister Schouten. We moeten meer circulair gaan denken. Op veel beleidsterreinen zal het roer om moeten om dit te realiseren. Deze toekomstvisie en bijvoorbeeld het voerspoor staan op gespannen voet met elkaar.

De Nederlandse veehouderij is groot geworden als veredelaar van reststromen tot hoogwaardige dierlijke producten. Geleidelijk is dat minder geworden. De huidige maatregel om via het voer de P-uitstoot te verminderen, draagt bij aan die negatieve trend.

Een cocktail van milieumaatregelen, voedselveiligheid en consumentenperceptie heeft de voersector de positie als verwerker van reststromen tot waardevolle producten, ontnomen. Het is nog niet zolang geleden dat de schillen werden opgehaald voor de koeien, restaurant afvallen voor varkens en slachtafvallen om na bewerking in veevoer te verwerken. Hergebruik dat ter wille van voedselveiligheid verboden is.

Daar zijn milieunormen bijgekomen. In het streven om de P via de mest te beperken worden voeders met een laag P gehalte geproduceerd. Het gevolg is dat bijproducten worden vervangen door granen, sojaeiwitten de voorkeur krijgen boven Europees raapzaadschroot en een product als DDGS minder aantrekkelijk wordt.

De voersector is helaas minder circulair geworden. Voer is steeds meer in competitie met voedsel voor de mens.  Dit staat loodrecht op de lange termijn ambitie om circulair denken een integraal onderdeel van ons handelen te maken. Bovendien is de traditionele voorsprong van de Nederlandse veehouderij, waar goede goedkope voeders met bijproducten een belangrijk onderdeel van waren, verloren gaan.

De sector moet de ambitie hebben om de oude slogan  “Van wat de mens niet lust of smaakt wordt door het vee iets goeds gemaakt” te vitaliseren. Daarvoor zal geïnvesteerd moeten worden om reststromen geschikt te maken voor diervoeding. Dat geldt niet alleen voor traditionele voedermiddelen maar ook producten, die nu niet in beeld zijn.

Dat zal de nodige tijd vragen. Het voerspoor zal de eerste tijd minder duurzame neveneffecten hebben. Dat is onvermijdelijk. Investeren in de verbetering  van reststromen zal speerpunt in de sector moeten zijn. Pas dan zullen het voerspoor en circulair denken hand in hand kunnen gaan en kan de sector een bijdrage leveren aan de toekomstvisie van de minister.

Alternatieve melk

 

Plantaardige dranken zijn in opkomst.  Ze worden verkocht onder de misleidende naam melk. Het zijn witte vloeistoffen, die de zich  bewustwanende consumenten, moeten verleiden.

De reden om naar alternatieven voor melk te zoeken zijn divers. Veganisten gebruiken uit principe geen dierlijke producten. Mensen met een lactose intolerantie kunnen melk niet verdragen. En dan heb personen die melk gewoon niet lekker vinden. Allemaal begrijpelijke motieven.

De alternatieven komen in veel varianten. Havermelk, sojamelk, kokosmelk, amandelmelk en rijstmelk: allemaal melken.  De hele marketing trukendoos wordt  opengetrokken om je bekend te maken met het product. Inclusief pitspoezige dames die je verleiden om te proeven.

Op een warme zomerse zaterdagmiddag  werd ik verleid.  Een verwachtingsvolle glimlach keek naar me, toen ik een slok nam uit het mij aangereikte pakje amandelmelk. De amandelsmaak explodeerde in mijn mond en was zo overweldigend dat ik moeite had het door te slikken. Beschaamd deed ik de rest in een afvalbak. Gewone amandelen smaken beter.

Het is onbegrijpelijk dat het melk mag worden genoemd. Melk is een beschermde naam, vastgelegd in de Warenwet en in EU-richtlijnen.   De naam melk mag alleen worden gebruikt voor het product dat door melkklieren van vrouwelijke zoogdieren wordt afgescheiden zonder dat daar stoffen aan worden toegevoegd of onttrokken.

Sojamelk voldoet op geen enkele manier aan die definitie. Soja is geen zoogdier maar een biseksuele plant. Bovendien worden vaak vitamines, calcium en zout toegevoegd. In de biologische varianten zijn toevoegingen verboden. Dan moet de vitamine B12 uit een pilletje komen.

Recent onderzoek van Mc Gill University in Canada liet zien dat de voedingswaarde van de verschillende plantaardige “melken” minder was dan van koemelk. Soja kwam er nog het dichtste bij. Het positieve van soja is dat het isoflavonen bevat. Dit zijn hormoonachtige stoffen die de werking van estrogenen beïnvloeden. Vooral bij vrouwen na de overgang kan dit positief zijn.

Lactose intolerante mensen kunnen de melksuiker niet verteren. Het wordt dan brandstof voor de darmbacteriën met diarree of een opgeblazen gevoel als gevolg. Sojamelk kan geen alternatief zijn voor lactose intolerante mensen. Soja bevat vergelijkbare suikers, raffinose en stachyose. Ook die zijn onverteerbaar en hebben hetzelfde effect op de darmbacteriën als lactose.

Melk wordt geproduceerd door dieren. Het is een product dat zuiver is en waaraan niets is toegevoegd. Dat blijft ook zo. En al die andere “melken” zijn niet meer en niet minder dan plantendrankjes met een smaakje waar, afhankelijk van de producent, meer of minder stoffen aan zijn toegevoegd.

Zuid Amerikaanse bosindex

De Zuid-Amerikaanse bosgebieden worden steeds kleiner. Volgens een recent rapport van de Wereldvoedselorganisatie zal in het komend decennium in Brazilië en Argentinië 20 miljoen hectare bosgrond moeten worden ontgonnen om aan de wereldwijde vraag naar voedsel te voldoen. Dat is 5 keer de oppervlakte van Nederland. De eisen die overheden en consumenten aan de veehouderij stellen, vergroten de behoefte aan landbouwgrond. Het is goed om die eisen te vertalen naar de extra behoefte aan landbouwgrond in Zuid-Amerika. Oftewel ten kosten van hoeveel bos gaat dat.

Neem het paradepaardje van Wakker Dier: de plofkip. Die mogen niet meer. Onder invloed van publiekscampagnes wordt in Nederlandse supermarkten uitsluitend kippenvlees van langzaam groeiende dieren verkocht. De kippen doen er langer over om hetzelfde gewicht te bereiken. Recent experimenteel  onderzoek toonde aan dat daarvoor 20% meer voer nodig was. Alleen voor de Nederlandse productie komt dat overeen met 80.000 ha extra grond om de verminderde efficiëntie te compenseren. Ruim de helft van de oppervlakte van de provincie Utrecht.

De sterke wens om koeien in de wei te laten lopen heeft ook een schaduwzijde. Ze lopen door hun eigen voer en pissen en poepen daar op. Daarbij gaat minimaal 10 % van de voerproductie voor deze dieren verloren. Van de 1 miljoen ha grasland wordt het equivalent van 100.000 ha vertrapt en bescheten. Dat is nog eens 70 % van de oppervlakte van Utrecht

Dan zijn er nog eisen die de overheid en de EU stellen. In biologische voeders mogen geen zuivere aminozuren, de bouwstenen voor eiwit, worden toegevoegd. De biologische productie van eieren en vlees is maar een klein deel van de totale productie. Toch heeft dit verbod als effect dat voor deze bescheiden productie minimaal 22.000 ha  extra sojabonen moet worden geteeld omdat anders de dieren onvoldoende voedingsstoffen krijgen. Als al het vlees in Europa biologisch zou worden geproduceerd is, zou een gebied ter grootte van Gelderland en Brabant samen moeten worden ontbost.

Helemaal onbegrijpelijk is dat slachtafvallen niet in de veevoeding  mogen worden gebruikt, maar wel in voer voor honden en katten. En dat in de tijd, waarin het circulaire denken hot is. Het gevolg is dat in de EU jaarlijks  1 miljoen ton hoogwaardige eiwit wordt verbrand.  In sojateelt uitgedrukt is dat  800.000 ha. De gezamenlijke oppervlakte van Drenthe en Gelderland.

De Zuid-Amerikaanse bossen zijn waardevol. Als longen voor de wereld en als reservoir voor biodiversiteit. De effecten zijn alleen uitgedrukt in ontbossing. Andere milieueffecten als carbon footprint, ammonia en methaan komen daar nog bovenop. Als de West-Europese consumenten en de overheden zich zouden realiseren welke effecten hun eisen op de ontbossing in de wereld hebben, zouden zij meer waardering hebben voor efficiënte veehouderij. Een bosindex kan helpen de gevolgen meer inzichtelijk te maken.