Pak ammoniak net zo aan als antibiotica

De stikstofdiscussie blijft de veehouderij achtervolgen.  De uitdaging is om in 2035 de stikstofemissie door de veehouderij met 50 % terug te brengen. De veehouderij zelf moet initiatieven nemen om dat te realiseren. Monitoring op bedrijfsniveau gecombineerd met een aanpak vergelijkbaar met reductie van antibioticagebruik biedt perspectief.

In de stikstofwet is 6 miljard uitgetrokken om de maatregelen te kunnen realiseren. Daarvan is 2 miljard bestemd om de stikstofemissie uit de veehouderij te verminderen. Dat kan effectiever en goedkoper als gekozen wordt voor andere dan voorgestelde richtingen. Ik denk aan een programma waarin ammoniakemissie wordt teruggebracht  door bedrijven met een hoog melkureumgetal te stimuleren het rantsoen aan te passen.

Hete brij

 Meer dan anderhalf jaar danste minister Schouten met gebonden voeten om de hete brij. Haar voorstel om met  een generieke maatregel het eiwitgehalte in het krachtvoer voor alle bedrijven te verminderen, stuitte op heftig verzet. Het voorstel was ondoordacht. Het hield geen rekening met de grote variatie tussen bedrijven. Bovendien werden bedrijven met de efficiëntste eiwitbenutting het meest benadeeld.

De voorstellen van het landbouwcollectief om bedrijven de keuze te geven om met een combinatie van technische maatregelen de N-uitstoot terug te brengen, werd niet overgenomen. Het zou onvoldoende controleerbaar zijn. Echter, een ammoniakreductie beleid kan alleen slagen als dat gebaseerd is op een bedrijfsgerichte aanpak.

Eiwit

Ammoniakemissie is afhankelijk van diverse factoren als management, voeding, mestopslag en methode van uitrijden. De belangrijkste methode om die emissie te beperken is de overmaat eiwit in het voer te beperken. Het melkureumgehalte is een goede indicator voor de eiwitvoorziening van de koe. Het wordt ook door andere factoren beïnvloed, maar voeding is de belangrijkste.  Een ureumgetal van 24 of meer duidt op een overmaat eiwit in het rantsoen, inefficiënte eiwitbenutting en daardoor een hoge ammoniak uitstoot.

Grote verschillen

Koeien & Kansen berekende verschillen tussen bedrijven het melkureumgehalte op basis van jaargemiddelden n 30 % . In 2019 leverde meer dan 1 op de 3 van de melkveebedrijven melk met een ureumgetal hoger dan 24  (RVO). Ruim 5% had een ureumgetal groter dan 28.  Dat is een jaargemiddelde. In het voorjaar vallen waarschijnlijk meer bedrijven in die categorie. Verlaging van het eiwit in  het rantsoen levert op die bedrijven een aanzienlijke vermindering van de ammoniak emissie op.

De reductie van antibioticagebruik is een voorbeeld hoe een systeem dat individuele bedrijven monitort, tot succes leidt. Bedrijven met een hoog verbruik moeten een actieplan opstellen. Wordt daar niet

Melkureum als indicator

Zonder veel extra kosten kan een vergelijkbare systematiek met melkureum als indicator worden opgezet. Ureum wordt al bij iedere melkleverantie gemeten. Een onafhankelijke autoriteit stelt de normen vast en de zuivelindustrie kan een uniform bonus/malus systeem ontwikkelen om bedrijven te stimuleren tot een daadwerkelijke reductie te komen. Een groep onafhankelijke deskundigen adviseert de zuivelindustrie over de e bereiken streefwaarden en de niveaus waarbij een malus moet gelden.

Een dergelijk programma heeft voor veehouders meer voordelen. Onderzoek heeft overtuigend vastgesteld dat een hoog ureum gehalte de kans op verminderde vruchtbaarheid vergroot. In veel gevallen zijn de voerkosten ook lager.

Initiatief

Ik besef  dat het verband tussen melkureum en ammoniakemissie  geen één op één relatie is.   Desondanks is een programma gericht op verlaging van het melkureumgetal   door rantsoenaanpassingen op bedrijven met een  hoog gehalte voor de veehouder positief, geeft het de sector de mogelijkheid initiatief te tonen en komt het tegemoet aan de onvermijdelijke maatschappelijke en politieke wensen.

De ervaringen met de reductie van het antibiotica hebben geleerd dat het mogelijk is.

Deze column is eerder gepubliceerd door de Boerderij

https://www.boerderij.nl/pak-ammoniak-net-zo-aan-als-antibiotica

Synthetische caseïne is geen zuivel

Onlangs lanceerden Westland Kaas en Those Vegan Cowboys de ontwikkeling van een nieuw vegetarisch product met synthetische caseïne. Schaamteloos werd het vegetarische kaas genoemd. Een bewuste wetsovertreding om de eerste marktbewerkingsfase een succes te maken.

Het persbericht werd vrijwel ongewijzigd overgenomen door de landelijke bladen en vakpers. De vakbladen weten beter maar namen de term vegetarische kaas klakkeloos over. Ze dragen bij aan de introductie van misleidende naamgeving .

Those Vegan Cowboys is de nieuwe onderneming van Jaap Korteweg, oprichter van de vegetarische slager. In een Belgisch laboratorium wordt geprobeerd synthetische caseïne te produceren waarmee dan een consumentenproduct wordt gemaakt. Het onderzoek is nog volop in ontwikkeling en vraagt naar verwachting nog wel 5 tot 7 jaar.

Zuivelnamen voor vega producten verboden

Het is verboden om vegetarische imitaties zuivelnamen te geven. Kaas, room , boter, kwark en yoghurt mogen alleen van melk worden gemaakt en melk komt volgens het Warenwetbesluit Zuivel  alleen uit uiers van zoogdieren.

De poging van Korteweg om tegen beter weten in de associatie met kaas te maken is niet vreemd. Als vegetarische slager won hij rechtszaken om zijn producten vegetarische worst en andere op vlees producten lijkende namen te mogen geven.  Voor zuivel krijgt hij dat niet voor elkaar.

 In 2017 heeft het Europese Hof van Justitie in een arrest bepaald dat een beschrijvende aanvulling ‘plantaardig’, ‘Vega’ of ‘niet-dierlijk’ op een voedseletiket onvoldoende is om verwarring bij consumenten te voorkomen bij  misbruik van dierlijke zuivelbenamingen.  In oktober 2020 heeft het Europees parlement dit bevestigd.

Westland toont ware aard

Westland  Kaas maakt zelf geen kaas  maar richt zich op marketing, sales en R&D. De productie wordt uitbesteed. De marketing gedreven organisatie wil vooraan zitten bij nieuwe ontwikkelingen. Het vegetarische marktsegment is trendy en kent hoge marges. 

Opmerkelijk is dat Westland Kaas deze misleiding niet heeft tegengehouden. Indirect ondergraven zij  de eigen kaasmerken, Old Amsterdam en Maaslander. Ze tonen  hun ware aard.  Voor hen is kaas gewoon handel. Uitgekiende publiciteit moet de toekomstige verkoop ondersteunen.

Westland heeft al een  vega product: Trenta. Zij hebben nu een reukspoor uitgelegd voor de opvolger. Daar is niets mis mee. Wel als dat gepaard gaat met misleidende naamgeving. De marketing georiënteerde organisatie is toch creatief genoeg om hun gele product te lanceren zonder terug te vallen op zuivelnamen. Vegetarische kaas bestaat niet.

Meer transparantie bij vleeskuikenconcepten noodzakelijk

De vleeskuikensector verandert. De introductie van vleeskuikenconcepten stimuleerde ketenvorming. De recente aankondiging van verplichte voeraankopen  in de concepten van Storteboom roept vragen op bij pluimveehouders. Wat betekent dit voor hun ondernemerschap en inkomen? De totstandkoming van opbrengstprijzen bij de verschillende ketens is niet transparant. 

 Nederland is een van de weinige landen waar de vleeskuikensector niet wordt gedomineerd door integraties. Dat verandert snel. Het plofkipimago dwong retailers te reageren. Zij lanceerden eigen concepten.  De Kip van Morgen werd geïntroduceerd en de Dierenbescherming kwam met het Beter Leven-keurmerk. Daarnaast stelt  de biologische sector andere,  specifieke eisen. Het oerwoud van keurmerken en namen blijft groeien. Beter Kip, Nieuwe Standaard kip, Comfort kip, Groenland kip, Scharrelkip en Goednestkip zijn slechts enkele voorbeelden. Voor de consument is het één pot nat.

Onlangs kondigde 2 Sisters Storteboom aan dat De Heus de enige voerleverancier voor haar vleeskuikenprogramma’s wordt. “ Dat bevordert de flexibiliteit om in te spelen op de veranderende vraag in West Europa. Daarnaast moet er wat veranderen want ook voor conceptkipproducten is de prijs belangrijk voor afnemers”, volgens Willem Poelsma  van 2 Sisters Storteboom in een interview met Pluimveeweb.

Het prijsargument  veroorzaakt onrust. De keten sluit zich en de vleeskuikenhouder wordt meer geketend. Een nieuwe generatie van contractboeren lijkt geboren.  Alleen de toekomst zal het leren.

Eerder was het Landbouw Economisch Instituut, het LEI , de informatiebron voor pluimveehouders om factoren te benoemen die inkomensverschillen verklaarden. Die bron droogt op.

Peter van Horne van  Wageningen Economic Research  publiceerde in het voorjaar van 2020 een vergelijking van economische resultaten van verschillende Nederlandse vleeskuikenproductiesystemen. Hij vergeleek de economie van de gangbare vleeskuikenhouderij met de Kip van morgen, het Beter leven 1 ster concept en de biologische kip.

De gangbare en biologische concepten resulteerden in een vergelijkbaar inkomen, terwijl het CBL concept en  Beter leven 1 ster iets beter scoorden. Dat zou geruststellend moeten zijn. Echter, dit waren alleen resultaten van 2017. Hij heeft geen recentere gegevens en betwijfelt of hij ze ooit zal krijgen. Hij benadrukt dat zijn rapport de gegevens van  slechts één slachterij en van één jaar waren. “De onderzoeksresultaten zijn dus zeker niet algemeen geldend voor de hele sector”, zo stelde hij.

Ook de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders klaagde over het gebrek aan transparantie. De verschillen in toeslagen maken de opbrengst prijzen ondoorzichtig. Daarom was een prijzen informatiesysteem voor vleeskuikens opgezet. Door gebrek aan informatie is dat initiatief stopgezet.

Een recent rapport van de Dierenbescherming zet vraagtekens bij de transparantie van supermarktconcepten. Het Beter Leven keurmerk is helder over het inspectie- en sanctioneringsbeleid. Dit geldt niet voor de supermarktconcepten. Ook de transparantie over de criteria is bij de supermarktconcepten minder goed dan die van het Beter Leven keurmerk of biologisch.

Veel gegevens, die publiek beschikbaar waren, blijven nu in de schoot van de ketens. Om zowel de pluimveehouders als de consument meer inzicht te geven om te kunnen besluiten welk concept hen het beste past zal meer openheid moeten worden geven. De pluimveehouder heeft dat nodig om te beslissen  welke keten  hem het beste inkomen geeft en de consument om vertrouwen in de kip te houden.

.

Eeerder gepubliceerd op Pluimveeweb

.

.

.

Duurzaamheidsrapport CLM is goede aanzet

Vorige week publiceerde het CLM het rapport:” Duurzaamheidseffecten van stikstof-en klimaatmaatregelen voor de landbouw”. Het rapport geeft een integrale beoordeling van maatregelen om de emissies uit de landbouw te beperken  op  een breed scala aan duurzaamheidsthema’s. Het kan beleidsmakers helpen bij hun besluitvorming.  Een van de  conclusies is dat vermindering van de veestapel in Nederland niet duurzaam is als de consumptie van dierlijke eiwitten niet afneemt.  

CLM verdient complimenten om maatregelen om één probleem op te lossen te beoordelen op verschillende duurzaamheidsthema’s. De auteurs wogen ieder duurzaamheidskenmerk even zwaar. Dat kan ook niet anders. Iedere keuze lokt discussie uit. Zelfs een overzicht waarbij de maatregelen evenveel gewicht hebben gekregen is discutabel.

Beperking van de import van kalveren met 50 % en het uitkopen van 5 % van melkvee bij Natura 2000 gebieden zijn de meest duurzame maatregelen. Vervanging van  25 % van de kunstmest  door dierlijke mest, verdunnen van drijfmest met 50 % water en luchtwassers op pluimvee- en varkensstallen zijn volgens deze benadering het minst effectief voor duurzaamheid.

Verkleining van de veestapel scoort goed als verbetering van de duurzaamheid.  Terecht vermeldt het rapport dat verkleining van de veestapel de milieubelasting in Nederland vermindert. Als de consumptie van dierlijke producten niet gelijktijdig verandert, wordt de milieubelasting verplaatst naar het buitenland. Het is jammer dat alleen het effect op broeikasgassen in het buitenland is meegenomen. Andere negatieve effecten van verplaatsing naar het buitenland blijven buiten beschouwing. Dat doet onrecht aan de Nederlandse veehouders die op dierwelzijn en antibioticagebruik beter scoren.

Opvallend was dat meer maatregelen een negatief zijn voor diergezondheid dan dat maatregelen positief werken. De negatieve effecten werden genoemd bij lagere N aanvoer op melkveebedrijven, minder N-bemesting, introductie van vlinderbloemigen en luchtwassers op varkens-en pluimveestallen.  

Veel punten in het rapport nodigen uit tot discussie en kunnen genuanceerd worden. De auteurs moesten bovendien voor een aantal kenmerken vertrouwen op  “expert judgements”. Dat neemt niet weg dat het breder beoordelen van de maatregelen dan alleen het primaire doel, een goede benadering is.

 Het rapport is een goede aanzet. Aanvulling van het rapport met  technische oplossingen en  voermaatregelen en de effecten op sociaaleconomische aspecten maakt het rapport vollediger. Voor een integrale beoordeling van maatregelen zijn aspecten als directe en indirecte werkgelegenheid,  inkomens van veehouders en behoud van de infrastructuur van de veehouderij onontbeerlijk. Pas dan kunnen beleidsmakers er echt hun voordeel mee doen.

Het rapport is te downloaden op:  https://www.clm.nl/publicatie/188/18

Beeldenstorm

Vrijwel dagelijks tonen de media beelden van bekladde, beschadigde en omvergehaalde beelden van helden uit het verleden. Zij kregen hun heldendom door onderdrukking, respectloos behandelen en uitmoorden van de niet-blanken. Nu zijn zij samen met Zwarte Piet symbool van racisme.

In de Westerse wereld ontkende de christelijke blanke cultuur discriminatie jarenlang. Het veelstemmige internationale BLM-koor trekt nu alle aandacht naar zich toe. Andere gediscrimineerde groepen, homo’s, vrouwen, allochtonen en moslims, zijn gedwongen het achtergrondkoor te vormen.

 Volgens artikel 1 van de grondwet en de Rechten van de Mens is iedereen gelijk. De gevestigde orde interpreteert dat flexibel, vaak niet eens bewust. De traditionele sociale omgeving bepaalt hun referentiekader en comfortzone. Daar buiten treden en iedereen gelijkwaardig behandelen, gaat niet zomaar. Daarvoor moet innerlijke weerstand overwonnen worden. Zonder druk van buitenaf komt die verandering er niet.

Veel revoluties beginnen met het omver halen van de beelden van de gehate machthebbers.  Dat deden de protestanten bij ons in 1566. Dat deden de anti-communisten in 1989 in het Oostblok. Dat deed de Taliban-regering in Afghanistan die de immense boeddhabeelden liet opblazen. Dat deed ISIS door in Palmyra niet alleen de beelden maar alles op te blazen. Wat dat betreft waren de oude Egyptenaren beschaafder. Die hakten vaak alleen de neuzen van de beelden af.

De verontwaardiging is groot wanneer monumenten uit de klassieke oudheid met grote cultuurhistorische waarden ten prooi vallen aan de verontwaardiging van de massa. . Tegelijkertijd juichen we stilletjes mee wanneer dictators als Khadaffi van hun voetstuk worden getrokken. Hoe ouder de beelden hoe belangrijker wij de cultuurhistorische waarde vinden.

Mijn katholieke achtergrond heeft mijn afkeer van het vernietigen van beelden bepaald. De   lagere school stond onder leiding van broeders. De  geschiedenislessen over de reformatie en beeldenstorm waren doordrenkt met verontwaardiging over het onrecht dat katholieken was aangedaan. Dat gevoel nestelde zich in mijn jonge brein. Meer dan 50 jaar later bepaalt het nog steeds mijn primaire reactie.

De opgekropte woede en adrenaline zoeken een uitweg.  Neerhalen van beelden geeft tijdelijk bevrediging maar op termijn lost het niets op.

De maatschappelijk weerstand tegen beelden van foute helden, symbolen van discriminatie en onderdrukking, dwingt autoriteiten om een standpunt te bepalen over de toekomst van die beelden. Een afweging tussen cultuurhistorisch besef en tijdsgeest.

Beslissers kunnen een voorbeeld nemen aan Estland. Het land zuchtte jarenlang onder de overheersing van de Sovjet Unie. De wonden zijn nog lang niet geheeld. Na de revolutie zijn  Sovjet beelden verzameld en samengebracht in een museum. Die plek nodigt uit om de verschrikkelijke verhalen te vertellen en de geschiedenis niet te vergeten. De beelden dragen zo bij aan het historisch  bewustzijn en zorgen dat de gruwelijkheden uit het verleden aandacht blijven krijgen. Een beeldenstorm had dat onmogelijk gemaakt.

Goed nieuws over antibiotica is ook nieuws

Soms geeft een bericht  je een goed gevoel.  Dat gebeurde  toen ik het laatste rapport van de Autoriteit Diergeneesmiddelen over het antibioticagebruik in de veehouderij las. In 10 jaar tijd is het gebruik met 70 % gedaald. In het buitenland dwingt het respect af, hier krijgt het nauwelijks aandacht.

Ik was prettig verrast omdat, na een initieel sterke daling, de vermindering  leek te stagneren. Dit jaar was er weer een daling. Hopelijk zet de trend zich door.

Begin deze eeuw verschenen publicaties over kruisresistentie: in de veehouderij gebruikte antibiotica veroorzaakten  ook resistentie tegen antibiotica, die exclusief gereserveerd waren voor humane toepassingen. De noodzaak om te verminderen werd urgenter.

In 2006 werd de eerste stap gezet door deze stoffen niet meer toe te staan in de diervoeding. In plaats van een daling nam de totale hoeveelheid toe doordat meer antibiotica moesten worden gebruikt als medicijn.

In 2009 kwam landelijk beleid. Bedrijven die teveel medicijnen gebruikte moesten een plan van aanpak maken. Als bedrijven veel meer dan andere bedrijven gebruikten mochten die minder dieren houden. Na 10 jaar is een reductie van 70 % bereikt.

Tijdens mijn consultancy activiteiten in het buitenland kreeg ik vaak vragen over het Nederlandse model. Niet alleen West Europa maar ook in Azië en vooral China was er grote interesse. Antibiotica reductie staat bij veel beleidsmakers en producenten van diervoeders in dat werelddeel hoog op de agenda en is onze aanpak een voorbeeld.

Ook bij mensen is het antibiotica gebruik in Nederland het laagste in de EU. De gemiddelde EU inwoner gebruikt 2 keer zoveel antibiotica dan de gemiddelde Nederlander. De Grieken zijn met meer dan 3 keer de Nederlandse hoeveelheid Europees “koploper”.

In vergelijking met de gemiddelde Nederlander krijgen leghennen en rundvee minder antibiotica per dag. Varkens ongeveer even veel. Gevoelige jonge dieren als biggen en vleeskuikens hebben een hoger gebruik.

De publieke perceptie dat de veehouderij strooit met antibiotica is niet juist. Dat blijft zo als goed nieuws niet wordt omarmd en gecommuniceerd. Het goede nieuws krijg je niet te horen.  Dan blijven achterhaalde feiten de waarheid.

Natuurmonumenten kleurt resultaten

Deze week verscheen een rapport over de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in vier Natura 2000 gebieden in Drenthe. Het onderzoek was op verzoek van Natuurmonumenten uitgevoerd.  Er waren 31 bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Gelijk een Pavlov reactie werd  met de beschuldigende vinger naar de landbouw gewezen.  Onterecht naar nu blijkt.

De persvoorlichter van Natuurmonumenten legde een verband met de landbouw. Het onderzoek vond geen verband tussen de gevonden bestrijdingsmiddelen en de afstand tot landbouwgebieden. Dat zou aanleiding moeten zijn geweest om naar andere bronnen te zoeken.

De 4 meest gevonden middelen worden niet in de agrarische sector gebruikt. Planten produceren ze zelf, komen vrij bij verbranding, zijn bestanddeel van industriële reinigingsmiddelen of zijn, zoals Deet, een insectenwerend middel.

Difenyl werd zowel in frequentie als volume het meest aangetroffen. Een stof wordt gevormd bij verbranding. De Nederlandse personenauto’s produceren per jaar  6000 kg van deze stof. Het rapport ging hier volledig aan voorbij.

Het is niet de eerste keer dat Natuurmonumenten onderzoeksresultaten gekleurd communiceert en  zonder bewijs naar de landbouw wijst. Zelfs wanneer de rapporten vermeldden dat de oorzaak onbekend is.

In maart 2018 verscheen het rapport:” Alle beestjes helpen”. In het begeleidende persbericht werd gesproken over een dramatische achteruitgang van  5 insectensoorten. Alleen de wantsen waren stabiel. De insectenstand zou met 70 % zijn afgenomen. De directeur van Natuurmonumenten legde een verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen door de landbouw. De wetenschappelijke publicatie over dit onderzoek ( C.A. Hallmann et al, 2019) noemt slechts over de teruggang van 3 van de 6 onderzochte soorten.

Volgens diezelfde perspublicatie van Natuurmonumenten was  de stand van haften(eendagsvliegen) in 27 jaar met 98 %  teruggelopen, terwijl Hallmann de stand van deze populatie stabiel noemt. In de periode van 2009 tot 2017 is populatie haften zelfs een licht stijgend. Een creatief staaltje datashopping zorgde voor publicitair aantrekkelijke cijfers.

Het onderzoek vond plaats over een periode van 12 jaar. Alleen in de laatste 9 jaar waren de cijfers in opeen volgende jaren beschikbaar. Wetenschappelijk dus volkomen juist om alleen die cijfers te gebruiken. Maar men ging verder. De cijfers van 12 jaar werden geëxtrapoleerd naar een periode van 27 jaar. Een wetenschappelijke doodzonde.

Iets vergelijkbaars  gaat op voor gaasvliegen. De onderzoekers vonden de trend in hun aantallen te onduidelijk om een eenduidige conclusies te kunnen trekken.  Natuurmonumenten noemde een teruggang van 72 %.

Natuurmonumenten maakt zich terecht zorgen over ons leefmilieu en de insecten stand. Het selectief winkelen in gegevens, het overdrijven van de resultaten en het systematisch wijzen naar de agrarische sector maakt de organisatie ongeloofwaardig. De leden van Natuurmonumenten hebben recht op objectieve en betrouwbare  informatie.  De uitspraak dat de insecten stand met 70 % afgenomen is, is op zijn minst overdreven.

Welzijn of Duurzaam

De West-Europese veehouderij worstelt met het dilemma: krijgt welzijn of duurzaamheid prioriteit.  Beide maatschappelijke wensen staan op gespannen voet met elkaar. Vooralsnog zijn ze onverenigbaar. Een debat over de balans tussen deze vraagstukken was dan ook een goed initiatief.

Onlangs  werd in  Nieuwspoort de 2-jaarlijkse Romijn lezing gegeven. Een lezing, die controversiële thema’s behandelt op het snijvlak van pluimveehouderij en maatschappij. Deze keer stond de balans tussen duurzaamheid en welzijn op de agenda. Sprekers met een verschillende achtergrond gaven hun zienswijze.

Vol verwachting had ik de reis naar Den Haag gemaakt. Aan het eind van de middag was ik lichtelijk teleurgesteld. Niet dat ik had verwacht mind-changing informatie te ontvangen, maar de meeste  lezingen gaven uitsluitend, vaak al bekende, informatie. De sprekers hadden al een standpunt ingenomen. Het was jammer dat  hun afwegingen onderbelicht bleven.

De meeste sprekers gaven dierwelzijn de hoogste prioriteit. Het Kipster-project werd een lichtend voorbeeld en boegbeeld voor de sector genoemd. De burger heeft welzijn hoog in het vaandel staan. Aandacht voor welzijn zal een maatschappelijke voorwaarde zijn om vleeskuikens te mogen houden.

Een andere spreker maakte duidelijk dat het paradepaardje van Wakker Dier, het langzaam groeiende kuiken, meer milieubelasting tot gevolg heeft in de vorm van CO2 emissie en bodemgebruik.  Zij werkt bij een premixbedrijf dat wereldwijd actief is. Het advies dat het bedrijf aan haar klanten geeft is afhankelijk van de  marktvraag in de desbetreffende regio.

Het inkomen van de vleeskuikenhouder kwam niet aan de orde.  De spaarzame beschikbare gegevens wijzen op een lager saldo voor de boer bij langzaam groeiende dieren. Een steekproef op pluimveeweb noemt een verschil van 15 euro per m2. De dominante positie van supermarkten in de keten pakt ook hier niet positief uit voor de ketenpartners. Zoals gebruikelijk hangt de veehouder aan de laatste speen.

In een van de lezingen werd gerefereerd aan onderzoek dat zowel de efficiëntie als welzijn bij snel en langzaam groeiende kuikens had gemeten. In dat 15 jaar oude onderzoek bleek dat bij traag  groeiende kuikens het welzijn beter, maar de milieubelasting groter was. De indruk bestaat, dat mede door regelgeving, de verschillen in welzijn beduidend zijn afgenomen. Er is behoefte aan meer recentere gegevens.  Die zijn nauwelijks publiek beschikbaar zijn. Een gecontroleerd onafhankelijk onderzoek naar dit dilemma is hard nodig.

Welzijsverbeterende productiesystemen zijn negatief voor grondstoffengebruik, mineralen en broeikasgas emissies.  De urgentie om de opwarming van de aarde te verminderen is groot. De keuze is een ethisch vraagstuk. In die afweging laat ik de balans doorslaan naar duurzaamheid. Als we vandaag niet beginnen ons daar op te richten, hebben generaties na ons daar nog last van. Welzijnsverbetering kan altijd nog.

Chinese oplossingen

Internet heeft een grote invloed op ons gedrag en consumptiepatroon. De winkelcentra zijn van hun ziel beroofd. Niet alleen in ons land maar ook in China. De gezellige drukte is verworden tot een leegte waar een enkele digibeet eenzaam winkelt. Traditioneel bekende winkelketens als de HEMA en Blokker staan aan de rand van de afgrond. De statige panden van V&D wachten hetzelfde lot als veel kerken.  Stadscentra worden strand boulevards: een aaneenschakeling van eettenten, terrassen en kroegen. Zo ook in China. Daar worden nieuwe ideeën getest waar het Westen van kan leren.

Het smartphone autisme is in China een nationale ziekte geworden. De levenslijn met de omgeving is Wechat, een combinatie van Whatsapp, Facebook, Fitbit, Paypal, Tikkie en wellicht nog veel meer. Geen Wechat betekent in die netwerkcultuur een sociaal isolement.

Het Wechat effect is alom zichtbaar. In de kantorenwijken staan tussen de middag files van maaltijdbezorgers. Zij mogen de kantoren niet in.  Als een neergestreken zwerm bijenwachten ze onderaan de kantoorreuzen totdat ze van hun honing worden verlost. In de liften is het brede pallet van etensgeuren bijna misselijkmakend.

Als ik wat bij Bol.com bestel is mijn buurvrouw de klos. Half beschaamd haal ik ’s avonds het pakketje op. De eerste paar keer kreeg ik dan nog koffie, dat is over. Om die schaamte te vermijden zijn er in China andere oplossingen gevonden. Bij de recepties van kantoor zijn afhaalcentra voor internet bestellingen gemaakt. Service van de zaak.

En dan is daar de populaire, allesoverheersende internetwinkel Alibaba. Een exponent van de Chinese droom, die bestaat uit veel geld hebben en dat breed te laten hangen. Door het Alibaba- succes staan gloednieuwe winkelcentra  te midden van kantorencomplexen leeg.

Er worden nieuwe bestemmingen gezocht. Een voorbeeld daarvan stond naast mijn hotel in Nanjing.  Het complex heet Vrouwenhemel, maar dan in het Chinees. De basis is een grote kinderopvang open van 6 uur ’s morgens tot 11 uur ’s avonds. Een 5-sterren dagbesteding met speelplekken, knutselclubs en huiswerkbegeleiding. Speciale dieetprogramma’s voor de KFC-vadsige prinsen en prinsesjes van de één-kind gezinnen zijn optioneel.

De moeders komen 2 keer per dag in het kinderdomein waar ze zich in een snoepwinkel kunnen wanen. Sportschool en sauna exclusief voor vrouwen, nagelstudio’s, massage en schoonheidssalons, restaurants en een cosmetische kliniek voor kleine ingrepen inclusief gebitsverwitting en Westerse oogvorming.  Kledingwinkels met de duurdere damesmode en bijbehorende accessoires zijn de chocola. Alles om het voor de bemiddelde moderne Chinese vrouw te behagen.

Er zijn dus oplossingen. Ik ben benieuwd wanneer we dit concept in de oude V&D panden zien verschijnen.