Kringlooplandbouw is het toverwoord dat centraal staat in de visie van minister Schouten. We moeten meer circulair gaan denken. Op veel beleidsterreinen zal het roer om moeten om dit te realiseren. Deze toekomstvisie en bijvoorbeeld het voerspoor staan op gespannen voet met elkaar.
De Nederlandse veehouderij is groot geworden als veredelaar van reststromen tot hoogwaardige dierlijke producten. Geleidelijk is dat minder geworden. De huidige maatregel om via het voer de P-uitstoot te verminderen, draagt bij aan die negatieve trend.
Een cocktail van milieumaatregelen, voedselveiligheid en consumentenperceptie heeft de voersector de positie als verwerker van reststromen tot waardevolle producten, ontnomen. Het is nog niet zolang geleden dat de schillen werden opgehaald voor de koeien, restaurant afvallen voor varkens en slachtafvallen om na bewerking in veevoer te verwerken. Hergebruik dat ter wille van voedselveiligheid verboden is.
Daar zijn milieunormen bijgekomen. In het streven om de P via de mest te beperken worden voeders met een laag P gehalte geproduceerd. Het gevolg is dat bijproducten worden vervangen door granen, sojaeiwitten de voorkeur krijgen boven Europees raapzaadschroot en een product als DDGS minder aantrekkelijk wordt.
De voersector is helaas minder circulair geworden. Voer is steeds meer in competitie met voedsel voor de mens. Dit staat loodrecht op de lange termijn ambitie om circulair denken een integraal onderdeel van ons handelen te maken. Bovendien is de traditionele voorsprong van de Nederlandse veehouderij, waar goede goedkope voeders met bijproducten een belangrijk onderdeel van waren, verloren gaan.
De sector moet de ambitie hebben om de oude slogan “Van wat de mens niet lust of smaakt wordt door het vee iets goeds gemaakt” te vitaliseren. Daarvoor zal geïnvesteerd moeten worden om reststromen geschikt te maken voor diervoeding. Dat geldt niet alleen voor traditionele voedermiddelen maar ook producten, die nu niet in beeld zijn.
Dat zal de nodige tijd vragen. Het voerspoor zal de eerste tijd minder duurzame neveneffecten hebben. Dat is onvermijdelijk. Investeren in de verbetering van reststromen zal speerpunt in de sector moeten zijn. Pas dan zullen het voerspoor en circulair denken hand in hand kunnen gaan en kan de sector een bijdrage leveren aan de toekomstvisie van de minister.